Neurowetenschapper ziet positief effect van beweging op bijwerkingen chemotherapie
Veel vrouwen hebben na chemotherapie voor borstkanker last van bijwerkingen, zoals vermoeidheid en problemen met het denkvermogen. Soms nog jaren na de behandeling. Neurowetenschapper Emmie Koevoets onderzocht of een intensief bewegingsprogramma kan helpen.
Jaarlijks krijgen ruim 15.000 vrouwen (en 120 mannen) de diagnose borstkanker. Ongeveer 30 procent van hen ondergaat chemotherapie. Veelvoorkomende bijwerkingen daarvan zijn vermoeidheid en problemen met het denkvermogen, zoals concentratie- en geheugenproblemen. Die klachten kunnen lang aanhouden.
Tussen de 21 en 34 procent van de vrouwen met borstkanker die met chemotherapie zijn behandeld presteren minder in cognitieve tests dan je op basis van hun leeftijd en opleidingsniveau zou verwachten. Neurowetenschapper Emmie Koevoets onderzocht bij het Nederlands Kanker Instituut of een intensief bewegingsprogramma kan helpen. Ze concludeert dat vooral vrouwen met veel vermoeidheid baat hebben bij beweging;
‘Mensen krijgen nu al vaak het advies om tijdens en na chemotherapie te gaan, of blijven sporten, omdat we weten dat dat een gunstig effect heeft op onder meer vermoeidheid’, zegt Koevoets. ‘We besloten te kijken of beweging ook helpt bij cognitieve problemen.’
Hoe heeft u het effect van beweging op cognitieve functies onderzocht?
‘We hebben onderzoek gedaan bij 181 vrouwen die ongeveer 2,5 jaar geleden behandeld zijn met chemo voor borstkanker en nu nog kampen met cognitieve problemen en per week minder dan de aanbevolen 150 minuten (matig intensief) bewegen. Deze vrouwen onderzochten we in het Universitair Medisch Centrum Utrecht, met vragenlijsten, MRI-scan, bloedonderzoek, inspanningstest en cognitieve tests. Die cognitieve tests bestaan bijvoorbeeld uit geheugentoetsen waarbij je een lijst krijgt met woorden waarvan je er zo veel mogelijk moet proberen te onthouden.
‘De helft ging daarna zes maanden lang vier keer per week een uur sporten: twee keer een uur conditie- en krachttraining met een fysiotherapeut en twee keer een uur nordic walking of power walking. De andere helft bleef evenveel bewegen als ze deden. Dat varieerde van nauwelijks bewegen tot bijvoorbeeld twee keer per week een uurtje yoga. Na zes maanden herhaalden we de tests.’
Wat was het effect van het beweegprogramma?
‘De fysieke fitheid van de sportgroep was verbeterd in vergelijking met de controlegroep. Ook gaven ze aan minder last te hebben van depressieve klachten en vermoeidheid en hun kwaliteit van leven was vooruit gegaan.
‘Die positieve effecten waren al bekend uit eerdere onderzoeken. Bij de cognitieve tests, waar wij in geïnteresseerd waren, zagen we geen duidelijke verbeteringen. Ook in de hersenen zagen we geen veranderingen. Wel gaven de deelneemsters aan dat ze het gevoel hadden dat ze er cognitief op vooruit waren gegaan.’
Was het een teleurstelling dat denkvermogen niet duidelijk verbeterde?
‘We hadden gehoopt dat we meer vooruitgang zouden zien bij de cognitieve vaardigheden en in de hersenen bij de groep die het sportprogramma volgde. Maar ze ervoeren wel cognitieve vooruitgang. En uiteindelijk vind ik wat de vrouwen persoonlijk ervaren minstens zo belangrijk als wat er uit tests komt.’
Was er bij niemand een positief effect te zien in het denkvermogen?
‘Toen we inzoomden op een subgroep van de vrouwen die veel vermoeidheid ervaren, zagen we dat beweging bij hen wel een positief effect had op het geheugen en op de snelheid van informatieverwerking. En we zagen veranderingen in de hersenen. Het volume van het hersengebied dat verband houdt met het geheugen, de hippocampus, en de kwaliteit van de zogeheten wittestofbanen die verschillende hersengebieden met elkaar verbinden veranderden.’
Wat vonden de deelneemsters er zelf van?
‘Het bewegingsprogramma bleek goed vol te houden en de meesten waren blij. Het had ze veel gebracht en een groot deel geeft aan door te gaan met sporten. Dat ze gemotiveerd waren, zagen we vanaf het begin. Er waren veel vrouwen die wilden meedoen. Die waren dus bereid een half jaar lang vier uur per week aan ons onderzoek te besteden. Dat geeft aan hoeveel effect die bijwerkingen hebben op hun dagelijks leven.’
Hoe gaat het onderzoek verder?
‘We kijken na achttien maanden of we dan nog steeds effecten van het beweegprogramma zien. Daarnaast willen we gaan kijken wat er aan de hand is met de groep die veel vermoeidheid ervaart. Wat is de oorzaak dat deze vrouwen anders reageren op lichaamsbeweging? Dat gaan we onder meer onderzoeken door het bloed te analyseren dat is afgenomen bij de deelnemers. Ik blijf daar enkel zijdelings bij betrokken, omdat mijn promotieonderzoek afgerond is.’
Zou u beweging aanraden na chemotherapie voor borstkanker?
‘Ik denk dat lichaamsbeweging goed is. Voor het cognitief functioneren lijkt het effect klein, maar het heeft veel meer positieve effecten. Het idee is allang niet meer dat je bij ziekte alleen maar in je bed moet liggen. Bovendien kan het geen kwaad. Het is geen medicijn met weer nieuwe bijwerkingen.’
Laurien Buffart van het RadboudUMC doet al jaren onderzoek bij borstkanker-patiënten naar de positieve effecten van sporten en bewegen. Zei vertelde Tegenkracht hierover:” We zien dat mensen die een gericht trainingsprogramma volgende chemotherapie beter verdragen. Ik ben ervan overtuigd dat sporten de komende jarengemeengoed gaat worden.”
Bron: Neurowetenschapper ziet positief effect van beweging op bijwerkingen chemotherapie – New Scientist
Auteur: Dorine Schenk is freelance wetenschapsjournalist voor o.a. NRC en New Scientist. Ze studeerde (astro-)deeltjesfysica aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast houdt ze van hardlopen. Volg haar op Twitter via @dorineschenk.